
“Wat is het vroeg!” Daar waren we het over eens, want door allerlei afspraken waren we al kort na achten in de loods. Snel de kano’s opbinden en vóór 9 uur waren we onderweg naar KV Argonauten in De Rijp en onze gidsen Herman en Liny die hier alweer een paar jaar wonen.
Omdat het tempo er toch in zat werd het sein “in de boten!” meteen gegeven en we peddelden naar het overdraagpunt even verderop. Daar verliep alles volgens onze beproefde volledig gecoördineerde (niet dus) overdraagmethode en ondanks alles voeren we vlot in de sloten van de Eilandspolder.
De bootjes van Herman en Liny waren een vertrouwd gezicht, alsof er niets veranderd was. De kano van Danny was voor ons nieuw: eigenbouw van smalle houten strips, een mooi stuk werk.
Nu we in de polder zaten was het tijd om bij te praten. Behalve onze stemmen waren ook de geluiden te horen van eenden en ganzen, tureluur, grutto, rietzanger, kievit en leeuwerik. Ze waren er allemaal, maar we vonden toch dat er niet veel vogels waren. Het riet is eind april nog niet heel dik en dat was leuk want daardoor kregen we de rietzangers goed te zien; later in het seizoen zitten ze beter verscholen in de dikke rietkraag. Even later zagen we nog een kluut die op een drassig stukje bezig was.
Onder een prettige zon maar wel in een fris windje was het lekker peddelen en soms ploeteren als we in een ondiep slootje zaten. Herman had een route uitgezet langs de knooppunten in de Eilandspolder. Markeringen en oriëntatiepunten zijn er genoeg, dus we konden niet verdwalen toch? In ieder geval niet
erg ver.
Achter de dijk voeren we tot Schermerhorn en daar was het wel tijd voor koffie en zo, vonden we. Jammer … alle kantjes die we zagen waren privé.
Even verderop zagen we een paar mensen, en toen we het vroegen waren we welkom. We mochten aan land op een gemeenschappelijk eilandje van de buurtbewoners. Zitjes, koffie, broodjes kwamen uit de kano’s. We hadden er zin in maar we waren niet de enigen, want de eilandbewoners kwamen nieuwsgierig op ons af en zoals bekend is lusten die (van) alles. Snuffel snuffel, knabbel aan de kano en alles wat daar in ligt, mjam. Het was zaak heel goed op alle etenswaren te letten, anders waren ze verdwenen. Zelfs een slokje thee uit Theo’s beker werd geprobeerd maar dat viel wat minder in de smaak. Volgende keer meer suiker misschien, of iets anders dan rooibos?

Na deze geanimeerde stop gingen we weer het water op: rustig verder, zoeken naar het juiste slootje richting Grootschermer. Een keer voeren we vast en de tweede keer was het raak. Ook Grootschermer is zo’n Venetië van het Noorden, onbekend maar prachtig – zelfs met onhandig licht en spetters op de lens
maak je daar mooie foto’s.
Daarna waren er weer vaartjes met de wijde polder en riet om ons heen en veel stilte. Dat we de bewoonde wereld naderden merkten we toen we allerlei fluisterbootjes om ons heen hoorden. Voor de goede orde: die bootjes zelf zijn heel stil maar de opvarenden soms niet.
Nu bleek dat we een hele tijd weinig hadden gevaren, we voelden de stramme spieren en ander ongemak. Alleen Sebastiaan gaf geen krimp want hij had de hele winter lekker doorgepeddeld.
Na bijna 18 kilometer varen hielden we de nazit, nog steeds in het zonnetje, in de tuin van Herman en Liny. Hoeveel verhalen we toch te vertellen hebben, ongelooflijk.

De wind blies ons in het gezicht, die werd niet moe. Wij hadden er een flinke klus aan en waren blij toen we weer bij de overdraagplaats kwamen. Nog even verder was het haventje van de Argonauten.
De steiger van de Argonauten had een verrassing, de uitstapplaats met een extra steuntje om handig in en uit de kano te gaan. Misschien moeten we nog eens terug om te oefenen hoe dat werkt, want zowel Rietje als Theo zijn na even proberen maar een metertje terug uitgestapt.
